
OVER DE LEVENSLOOP VAN DE MENS, DEEL I
Vandaag wil ik wat vertellen over de levensloop.
Ik weet niet waar het einde van mijn levenspad zich precies bevindt, maar ik moet wel een aardig eind op weg zijn. Zelfs als ik de leeftijd ga bereiken van de nu oudste man van Nederland heb ik er al bijna 3/4 op zitten. Er is wat literatuur over de levensloop van de mens en dan is natuurlijk de vraag: ga ik dat lezen met de vraag of het mij een beetje normaal is verlopen in mijn leven of ga ik kijken wat er nog vóór mij ligt.
Als het gaat over wat nog voor mij ligt ben ik gauw klaar. In één van die boeken 1) werd nog geen vier bladzijden besteed aan de levensfase ná je 56e (geen typefout). Er staat een grafiek in waarin de lijn van de vaardigheden onverbiddelijk in het niets ophoudt in je 80e levensjaar. Het was niet eens een stippellijn. In een ander werk 2) werd ruim aandacht besteed aan de ouderdom, maar dan vooral wat er dan allemaal achteruit gaat (en, moet ik erbij vertellen, ook een beetje hoe je die achteruitgang wat kunt afremmen).
Dan maar even wat terugblikken. Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie, hanteerde stappen van zeven jaar om de levensloop van “de mens” te beschrijven. De eerste drie perioden van zeven jaar staan in het teken van de lichamelijk-psychische ontwikkeling, dan volgen drie perioden van zeven jaar voor de eigenlijke psychische ontwikkeling en dan komen er 21 jaren voor de geestelijke ontwikkeling. In daaropvolgende jaren kunnen die worden geconsolideerd, kunnen de vruchten worden geplukt en kunnen die aan de gemeenschap worden teruggegeven.
De eerste 21 jaar: fantasie, grappen en muziek
Ik kan me van mijn kleutertijd niet veel herinneren. Ik las dat kinderen zich na de eerste tandenwisseling wat meer terugtrekken in de eigen fantasie. Ik heb in die tijd lang een “mannetje” bij me gehad. Ik had een jeep-achtig autootje met een bestuurder. Maar die bestuurder was ik op een gegeven moment kwijt. Geen nood, in mijn fantasie was hij er gewoon. Mijn moeder vertelde later dat als we gingen wandelen ik soms achterbleef en dat ik dan zei dat we nog even op het mannetje moesten wachten. Ik heb in bed ook vaak de voorstelling gehad dat er vóór het raam een klein, rood vliegtuigje hing, waar ik dan gewoon in kon stappen door het open raam (drie hoog, maar geen probleem) en dan met steeds hogere snelheid overal heen kon vliegen.
Ik had best sociale angsten, vooral bij formele situaties, maar tegelijk, en dat herken ik wel, had een psychologisch onderzoek gemeld: “vestigt graag de aandacht op zichzelf”. Ik denk dat ik tien jaar was toen we op school een keer een invalmeester hadden, die een grote neus had. Het was gewoonte dat een jarig kind niet alleen de eigen klas trakteerde maar ook bij alle meesters en juffen iets lekkers afleverde. Zo’n jarige kwam op die dag bij de invalmeester binnen, die toen blij verrast zei: “Nou, ik ben wel met mijn neus in de boter gevallen!” Toen riep ik door de klas: “Nou, daar heeft-ie een goede neus voor.” Luid gelach! Hoera, ik kon een grap maken.
Dat was trouwens bij ons thuis en vooral in de familie van mijn moeder heel erg belangrijk. Toen ik ook op een verjaardag in familiekring een keer iets leuks had opgemerkt (succes had!) kreeg ik voor het eerst het gevoel erbij te horen. Maar er zit een andere kant aan die grappenmakerij. De Hongaars-Canadese arts Gabor Maté schrijft 3) dat gevatheid een copingstijl kan zijn waarmee emotionele pijn wordt geblokkeerd en de acceptatie van anderen kan worden verkregen. Geestige opmerkingen werden in mijn familiekring oneindig veel vaker uitgesproken dan dat gevoelens werden gedeeld.
Volgens Lievegoed was ik in die eerste 21 jaar, de fase van kindsheid en jeugd, vragen aan het beantwoorden als: Wie ben ik? Wat wil ik? Wat kan ik? Ik kan me niet herinneren dat ik dat bewust heb gedaan. Voor mijn studiekeuze was het afstrepen: wat wil ik niet studeren. En toen bleef alleen economie over, wat ik ook niet echt leuk vond. Ondertussen ontdekte ik de muziek, vooral met de komst van The Beatles (en dat startte met From Me tot You, toen ik dat in april 1963 op radio Luxemburg op zondagavond 23:00 uur voor het eerst hoorde), stapte ik met plezier het studentenleven in en ging daar bedienen in de mensa (eetgelegenheid van de studentenvereniging), achter de bar staan en muziekavonden organiseren en meestal had ik wel een vriendinnetje.
De tweede 21 jaar: settelen en werken
De fase van volwassenheid trad bij mij in met het gaan samenwonen met Thea. Samen zijn, dat wou ik. Op de Prinsengracht in Amsterdam, op de zolderetage van een achterhuis. Met gauw een kater erbij. Een jaar later trouwden we.
Ik ging voor mijn studie een stage doen, samen met drie medestudenten. Daar heb ik ervaren hoe leuk het is om samen te werken aan een klus met een paar gezellige collega’s. Dat is eigenlijk altijd zo gebleven. Toen de militaire dienst klaar was en de opleiding bij de Belastingdienst ook, woonden Thea en ik in een oud huisje in Vreeland aan de Vecht, hadden we een tweede kater en werd mijn oudste dochter geboren.
Ik werd geplaatst op het ministerie. Toen ik daar twee jaar zat wilden ze bij de douane iets aan automatisering gaan doen (er was letterlijk niets) en vroegen of ik me daarmee bezig wilde houden. Mijn vader had mij vroeger eens gezegd: “Jij maakt nooit wat af”. Toen ik de eerste schetsen voor een douanesysteem had gemaakt vond ik het dan ook wel genoeg. Maar nee, er werd anders beslist: ik moest het ook maar gaan realiseren vonden ze. Ik werd uiteindelijk projectmanager en ik heb het afgemaakt. Tien jaar na die eerste schets draaide het systeem en dat heeft het 25 jaar volgehouden en er zijn denk ik wel meer dan 100 miljoen aangiften van douane-expediteurs zonder veel problemen doorheen gegaan.
Het waren stressvolle jaren, in het begin nog vaak last van die angst-momenten, maar dat sleet wel en ik heb mezelf daarvan genezen verklaard toen ik in Tokio voor 400 Japanners een verhaal over de Europese wetgeving en de Nederlandse douane had gehouden.
Ondertussen groeide er een afstand tussen Thea en mij en liep deze levensfase uit op een crisis die tot een echtscheiding leidde, maar die tevens de start was van een flinke verandering.
Tot nu toe volgens het boekje, lijkt het wel.
In de volgende blog vertel ik hoe ik de derde fase, de fase van rijpe volwassenheid of de geestelijke ontwikkeling, ben ingegaan en welke veranderingen er in die fase zijn opgetreden en vertel ik over “mijn ouderdom”.
O O O O O O O O O
1)Bernard Lievegoed. De levensloop van de mens. 1984
2)Pol Craynest. Psychologie van de levensloop. 2013
3)Gabror Maté. Wanneer je lichaam nee zegt. 2020
Illustratie: Johan Leo Koet
Vind je deze berichten leuk, aarzel dan niet anderen er op te wijzen: op de website http://www.dewereldenvanjan.blog kan iedereen zich aanmelden door zijn mailadres daar achter te laten
Op http://www.dewereldenvanjan.blog vind je ook alle eerder verschenen berichten
Reacties zijn van harte welkom; openbare reacties kun je hieronder plaatsen; reacties naar Jan kun je sturen naar koetjwm@gmail.com
Geef een reactie op Jan Koet Reactie annuleren