
OVER KORTE ONTMOETINGEN MET VREEMDEN
Ik wandel graag en combineer dat soms met de dagelijkse boodschappen. Het is een wandeling van iets meer dan een half uur. Het is best aangenaam, want als je de drukke straten mijdt, loop je door een groene woonomgeving met veel bomen en kun je een groot deel van het jaar geluiden van vogels horen: een groot orkest als een wolk om je heen.
Een deel van de route loopt langs een heel rustige weg, waarlangs aan beide zijden een groenstrook is en daarachter een niet te breed voetgangerspad. Soms loop ik gewoon op de weg, maar meestal op dat pad. Soms kom ik daar niemand tegen, maar vaker komt mij op het wandelpad wel een andere wandelaar tegemoet.
Tegenliggers
Dan komen er een aantal praktische vragen bij me op:
- Blijven wij beiden op het wandelpad of gaat één van ons op de weg lopen?
- Als de keuze is gevallen op gezamenlijk het wandelpad bewandelen, aan welke kant passeren wij elkaar?
- Nemen we nog maatregelen die er voor zorgen dat we niet te dicht bij elkaar komen om de integriteit van de persoonlijke levenssferen niet te verstoren of om redenen van pandemische aard?
- Ongeacht of we ja dan nee elkaar passeren op de zelfde weg: gaan we elkaar groeten?
- Bij al deze vier vragen gaat het om initiatief, de timing en de keuze.
Van baan wisselen?
Allereerst is er het moment dat je iemand in beeld krijgt die je tegemoet komt. Waarschijnlijk zie je al snel of het een bekende is of zie je iets anders waardoor je heel graag of juist niet in enige nabijheid van die persoon zou willen verkeren. Zo kan ik me voorstellen dat de opdoemende contouren van een twee meter lange gespierde man in mouwloos T-shirt met voor zich uit grommend een gevaarlijk uitziende hond voldoende is om zo snel mogelijk het wandelpad te verlaten en het wandelpad aan de overkant van de weg op te zoeken. De afstand zou dan meteen ook zo groot worden dat groeten dan ook niet meer voor de hand zou liggen.
Of als er een ouder echtpaar loopt, strak gearmd; zij zouden het dan even moeten stellen zonder dit symbool van hun eeuwige verknoping. Of wanneer anderszins te voorzien is dat het wandelritme even moet stokken bij de tegenligger. Ook dan ligt het voor de hand dat ik initiatief neem om het wandelpad te verlaten en op de weg te gaan lopen. Soms tref ik het als al op grote afstand de tegenligger initiatief neemt om mij ruimte te geven. Ik doe dan extra mijn best om een vriendelijke groet uit te brengen als ik dan gepasseerd wordt met de groenstrook tussen ons in.
De confrontatie
Maar in andere gevallen lopen de tegenligger en ik allebei in het midden van het wandelpad. Dat kan natuurlijk nooit zo lang duren, anders volgt een botsing. Grote vraag voor mij is dan: wanneer kies ik een kant of hoe lang wacht ik totdat duidelijk is wanneer de tegenligger een keuze maakt. Gedachten gaan dan door mij heen over wie dan sterker is. Degene die het langste wacht en dus het langst het midden van het pad claimt en misschien wel zou willen zeggen: ik ga helemaal niet opzij? Of is het juist degene die als eerste een keuze maakt en daardoor feitelijk bepaalt waar die ander dan moet lopen? Ik ben er nog niet uit, maar zelf zit ik in de categorie van zo snel mogelijk duidelijk maken aan de andere partij aan welke kant ik ga lopen.
Een vergelijkbare vraag doet zich voor als je elkaar niet goed of met te weinig afstand wandelend kunt passeren, waardoor één van de partijen zich even in een geïmproviseerd parkeervakje tussen twee struiken moet ophouden om de ander zijn weg te kunnen laten vervolgen. Ook hier hoor ik tot de categorie die al in een vroeg stadium duidelijk maakt even opzij te willen stappen. Dat maakt het voor mij ook mogelijk zelf de afstand in acht te nemen die ik prettig vind.
En dan nog dat groeten
Ik vind het fijn als ik onderweg mensen gedag kan zeggen. En nog fijner als ze de groet beantwoorden. Maar dan zit je eerst nog met de vraag hoe lang tevoren kijk ik mensen aan. Als je dat bijvoorbeeld al op een afstand van 10 meter doet en je groet dan nog niet, dan lijkt het een beetje op aanstaren. Als je wel al gaat groeten, dan passeert er daarna een tijd dat je gegroet hebt en al wegkijkt terwijl je je nog praktisch recht tegenover elkaar bevindt en dat voelt ook ongemakkelijk. Ik denk dat zo’n twee, drie seconden voor het feitelijk passeermoment het beste is. Dat geeft genoeg tijd om elkaar echt even aan te kijken en een wederzijdse groet kan worden overgebracht.
En dan ben ik blij met de ontvangen groet, zeker wanneer die van een glimlach vergezeld gaat, en vervolg ik mijn weg en kan ik weer om me heen kijken en naar de vogels luisteren.
Een hele operatie steeds die zich afspeelt in misschien dertig seconden. In het tweede deel van dit verhaal, in de volgende blog, vertel ik iets over de emoties die onder een gebeuren als dit schuil gaan.
Morgen is het Tweede Paasdag. Er wordt gemopperd dat dat al lang geen echte zondag meer is. Zo komt bij mij morgenavond Albert Heijn 30 pakken koffie afleveren (1 + 1 gratis !). Maar ik zorg ervoor dat het tweede deel van dit verhaal, de analyse, morgenochtend weer bij je in de mailbox zit. Voor je zondagochtendgevoel .
Plaats een reactie